“We leven toch met elkaar samen zo. We klonteren maar wat aan.”
Sjoerd Joosen en Jeroen de Jager maken absurdistisch cabaret, maar dan wel van het toegankelijke soort. Als in: de hele zaal moet lachen. En soms even nadenken. En dan weer heel hard lachen. Hun nieuwe voorstelling heet ‘Aanklonteren’ en is geregisseerd door Emiel de Jong (van Schudden). De Jager: “Toen ik voor het eerst Schudden zag, toen dacht ik, zo kan het dus ook.”
Hoe zijn jullie in elkaars leven terechtgekomen?
Joosen: “We speelden allebei van 2006 tot 2010 bij theatergroep Max Mini in Etten-Leur, om twee redenen. Ze hebben daar hele mooie theaterproducties en Etten-Leur is de enige plaatsnaam van Nederland met een streepje ertussen.”
De Jager: “Daar werden we vrienden en dat zijn we gebleven. We hebben dezelfde humor. Daarmee bedoel ik, we denken vaak in dezelfde absurde gedachtenkronkels. En we houden van dezelfde cabaretstijl. Schudden, Waardenberg en De Jong, Droog Brood..."
Joosen: "En ook onze generatie hoor, zoals Rundfunk en Alex Ploeg. Bij Max Mini wisten we al, we moeten ooit iets samendoen.”
Toen ze allebei iets ouder dan 25 waren schreven ze samen hun eerste, kleine voorstelling, Quarter Life (crisis). Vooral voor familie en vrienden.
Joosen: “Dat publiek is natuurlijk niet echt, want iedereen reageert enthousiast. En toch, ze lachten wel heel erg hard. Het leek in ieder geval erop dat ze het oprecht leuk vonden.”
De Jager: “Toen besloten we ons in te schrijven voor het Leids Cabaret Festival, met stukken uit die voorstelling. ‘Nu kennen we de tekst nog’, noemde ik het. We hadden nooit verwacht om meteen in de finale te komen. Maar daar kwamen we dus wél in. En dus mochten we touren door Nederland, langs 60 theaters.”
En dat was dat. Joosen en de Jager was niet alleen geboren, het had ook bestaansrecht gekregen. Want in die 60 theaters bleek ook het objectieve publiek enthousiast. Na de tour maakten ze vol goede moed een nieuwe voorstelling, Zwolle aan Zee.
Joosen: “Maar toen kwam de pandemie. En dat was raar. We speelden vaak niet, en als het wel mocht, speelden we in halve zalen met anderhalve meter afstand. Toen het weer écht mocht, was ons momentum wel een beetje weg.”
De Jager: “We wilden iets nieuws maken. En we hadden de grote wens om te werken met een regisseur die ons inhoudelijk en artistiek verder kon brengen.
Emiel de Jong, van het duo Schudden, was onze eerste keuze als regisseur. We stuurden hem een bericht, "Wat jij maakt is heel tof, kunnen we bier drinken’. Hij zei, bijna tot onze verbazing, ja.”
Joosen: “Zoals ons musicalnummer, over de laagopgeleide man. We doen het er gewoon bij, omdat wij vinden dat het tof is.”
Joosen: “Emiel de Jong heeft achttien jaar lang Schudden gevormd en zeker acht producties gemaakt, die alle acht lovend zijn ontvangen. Ook was hij drie keer genomineerd voor de Poelifinario, de beste cabaretprijs van Nederland. We waren echt ontzettend blij dat hij mee wilde doen.”
Wat trekt je aan in zijn stijl?
De Jager: “Toen ik voor het eerst Schudden zag, toen dacht ik, zo kan het dus ook. Heel eerlijk, soms ben ik best jaloers op stand-uppers. Omdat het zo clean is. Ze komen op, hebben lekker veel interactie en maken grap, na grap, na grap. Maar zelf heb ik altijd wel na een half uurtje zoiets van, en nu?” Joosen: “Het is alleen tekst en ergens vind ik dat gewoon zonde. We vinden het mooi om alles, licht, geluid, decor, rekwisieten, ons lijf te benutten. Om van niets toch iets te maken, door het tot in het absurde door te trekken.”
En zo omschrijf je ook jullie stijl?
Joosen: “Wat we eigenlijk doen, is telkens nieuwe wereldjes creëren met hetzelfde decor. Door het fysiek anders te gebruiken, soms met tekst, soms juist een tekstloze scène. Of een iets andere belichting, geluiden, muziek… In die doorgetrokken wereldjes zit dan ook weer de grap. Vaak zeggen mensen na afloop tegen ons, hoe komen jullie er in vredesnaam op?”
De Jager: “Ik denk dat je onze stijl het beste kunt omschrijven als fysiek absurdistisch cabaret. En dan mis ik wel het visuele en het muzikale in de omschrijving en misschien ook nog wel theater, maar we willen wegblijven van nog meer een niche-categorie te zijn. We zien dat dan gewoon als extraatjes, die het publiek ook krijgt.”
Waar begint jullie wereld mee in Aanklonteren?
Joosen: “Ons decor bestaat uit een lift en een blok met brievenbussen. Die brievenbussen zijn als metafoor voor al die verschillende opgestapelde huizen.”
De Jager: “Al die verschillende gezinnen, mensen, gedachtes, die allemaal in één flat samenwonen. Dat als uitgangspunt. En dan, mijn hemel, wat kan er allemaal wel niet gebeuren in die stapel woningen? Vanuit daar associëren we: mensen die langskomen, dieren die in een flat wonen, marktplaatsverkopen, de postbode, de glazenwasser die zijn geld komt innen…”
Joosen: “Vanuit het decor creëren we elke scène weer nieuwe wereldjes. Van brievenbussen die brieven teruggeven aan de postbode naar draaiorgel. Van lift naar douche. En dan opeens weer naar rattenhol, waar twee ratten verliefd op elkaar worden.”
En wat is de boodschap?
De Jager: “We zijn niet zo van een boodschap. Misschien wel van een constatering en die is, we leven toch maar met elkaar samen zo. En dat is soms gewoon superlastig. Al die groepen, die samenklonteren, groep op groep op groep, verschillende culturen, interesses, opleidingen… We doen toch allemaal maar wat, eigenlijk. We klonteren maar wat aan. Iemand die een toetsenbord koopt en het dan meeneemt terwijl die het helemaal niet doet. Waarom gebeurt dat?”
Joosen: “We hebben daar geen boodschap over, maar we snappen dat het ingewikkeld is allemaal soms. En als je het in het absurde doortrekt, vaak ontzettend hilarisch.”